Chrysler Building vanuit een ziekenhuisraam
Lucy Barton ligt in een New Yorks ziekenhuis te herstellen van een moeilijk onder controle te krijgen infectie na een operatie. Het is de jaren ‘80, de tijd van AIDS en de tijd voor internet alles en iedereen met elkaar verbond. Het vooruitzicht om nog weken in bed te moeten doorbrengen en maar af en toe haar partner en jonge dochters te kunnen zien is deprimerend voor Lucy. Tot ze op een dag wakker wordt en haar moeder bij haar bed zit. De twee vrouwen hebben elkaar in geen jaren gezien. In gesprekken over gezamenlijke oude bekenden draaien ze behoedzaam om het wezenlijke heen, namelijk de relatie tussen hen beiden.
‘My name is Lucy
Barton’ wordt verteld vanuit Lucy’s standpunt een paar decennia
later. De periode in het ziekenhuis vormt de spil van het boek, maar
voortdurend worden uitstapjes gemaakt naar eerdere en latere
periodes, zodat een puzzel ontstaat van stukjes leven.
Elizabeth Strout is
meesterlijk in het schetsen van schijnbaar eenvoudige situaties die
toch vol betekenis zijn geladen, als kleine tableaux van grote
menselijkheid. Lucy’s verhaal gaat over een kindertijd in bittere
armoede, ouders die zich in de overlevingsstrijd afsloten voor hun
kinderen, over opgroeien zonder alle culturele bakens die in een
middenklassegezin vanzelfsprekend zijn. Bovenal is het ook een
verhaal over schipperen tussen loyaliteit ten opzichte van je gezin
van herkomst en het recht om je los te maken en voor jezelf te
kiezen.