Dickens in post-brexit, post-covid (en pre-Starmer) Londen
De Londense Caledonian Road loopt van Kings Cross naar het Noorden door de rijke en arme, witte en zwarte, wijken van Islington en Camden Town. Hoewel die wijken in het echt gescheiden werelden zijn, brengt Andrew O’Hagan ze samen in zijn magistrale roman, Caledonian Road, via twee hoofdpersonages: professor Campbell Flynn, auteur van een bekroonde biografie van Vermeer, en Milo Mangasha, één van zijn studenten. De plot van deze 600-pagina dikke roman valt onmogelijk samen te vatten: Campbell en Milo leren elkaar beter kennen – allebei willen ze wat van de andere – maar rond hen staan vele nevenpersonages uit alle lagen en groepen van het hedendaagse London. Corrupte peers en Russische oligarchen, computer hackers en journalisten, globetrotting DJ’s en milieuactivisten, acteurs en mensenhandelaars, Poolse immigranten en Schotse MPs: O’Hagan brengt ze allemaal samen in zijn Dickensiaanse roman en legt zo de vele problemen en breuklijnen van het hedendaagse Groot-Brittannië bloot. Net als Dickens doet hij dat met de nodige humor, zelf satire, maar hij weet tegelijk ook sympathie op te wekken voor alle (of toch de meeste) personages en perspectieven in deze onderhoudende roman.
Synopsis
Een Londense kunsthistoricus en intellectuele celebrity wordt geprikkeld door de ideeën van een onconventionele student. De student blijkt echter een verreikend plan te hebben waardoor een web van schandalen wordt ontsluierd en de geprivilegieerde positie van de historicus op het spel komt te staan.