35 jaar schrijversschap: Jo Claes

35 jaar schrijversschap: Jo Claes

28 augustus 2020

Pieter SERMEUS, stadsgids bij Leuven Plus, volgt Jo Claes al van zijn eerste boek en verzorgt, samen met collega gids Marleen Roymans, de rondleiding:” In de voetsporen van Thomas Berg” langs een selectie van locaties die aan bod komen in deze misdaadromans. Hij gaat met de auteur in gesprek over zijn schrijversschap en zoveel meer.

Jo Claes, je bent dit jaar 35 jaar schrijver, hebt meer dan 40 werken op je palmares. Dit combineerde je met een job als leerkracht . Was dit een evenwichtige balans of een moeilijke combinatie?

Eigenlijk niet, het was een bewuste keuze. Ik heb collega's die dromen om fulltime schrijver te worden. Dat heb ik nooit gewild want het houdt het gevaar in dat je rond je eigen navel begint te draaien. Je moet met het ene been in het werkelijke leven staan en met je andere been onder de schrijftafel zitten. De vrije tijd waarover je als leerkracht beschikt, heb ik gebruikt om te schrijven, een ideale combinatie. Ik ben een ochtendschrijver en later in mijn schoolcarrière gaf ik vooral in de namiddag les om in de voormiddag te kunnen schrijven.

Was je van jongsbeen af geïnteresseerd in literatuur of is dat mettertijd ontstaan?

Nee, ik was altijd een leesmachine en geïnteresseerd in verhalen. Ik wist al heel jong en heel beslist, ik denk ergens rond mijn twaalf jaar, dat ik schrijver wou worden.

Ben je dan daarom letteren aan de universiteit gaan studeren?

Ik ben Germaanse filologie gaan studeren net voor die literaire achtergrond. Specifiek Engel/Duits. De literaire achtergrond van mijn eigen taal, dacht ik, zou ik mezelf wel aanleren. Niet met de bedoeling om les te geven. Maar dan komen de rekeningen en moet je iets doen. Vergeet niet, ik ben uitgekomen in 1978 met de gevolgen van de oliecrisis van die tijdsperiode. Er was zo goed als geen aanbod voor werk. Je kon de straten dweilen met germanisten. Zo ben ik dan in het onderwijs beland, wat ik altijd heel graag heb gedaan.

In 1985 maak je dan je debuut als schrijver met de verhalenbundel ‘De stenen toren’.

Ik had al heel wat kortverhalen geschreven en gepubliceerd in literaire tijdschriften. Ik wilde ‘per se’ debuteren voor mijn 30e, dat was een kleine weddenschap met mezelf. Wat op twee maanden na net niet gelukt is, ik debuteerde in september en ben jarig in juli.

In 1986 krijg je de Prijs voor het Beste Debuut. Wat deed dit met jou? Was het een erkenning?

Jazeker, het is de eerste keer dat je publiceert bij een officiële uitgeverij, dat is al een grote stap en een hele hindernis om te nemen. Een mooiere start kon ik me niet dromen.

Nadien volgen ‘De dwaling (1986), Postume dood (1987) en andere romans tot ‘De Val’ in 1996. Geschreven in traditioneel realisme, met gebruik van magische of op zijn minst fantastische elementen?

In de eerste twee of drie boeken, maar nadien zijn er geen fantastische elementen meer.

Heb je die stijl, het magisch realisme, bewust nagestreefd?

Nee, dat was helemaal niet bewust, ik heb daar niet naar gestreefd. Wat je schrijft, dat lees je zelf graag, het omgekeerde geldt ook. Ik was als student gecharmeerd door bijvoorbeeld een Hubert Lampo met of een Johan Daisne. In het begin zal dat wat invloed uitgeoefend hebben. Gaandeweg, na enkele boeken, is dat fantastische weggevallen.

Je hebt in een interview eens gezegd dat je gebruik maakt van de vertelwijzen van Shakespeare en Dante. Gebruikte je deze iconen als voorbeeld om hedendaagse literatuur te creëren of eerder als streefdoel of ijkpunt voor jezelf?

Nee, wat mensen als Shakespeare en Dante doen, lees maar een Shakespeare of zeker de ‘Divina Comedia is voortdurend refereren aan bestaande werken. Ze maken gebruik van intertekstualiteit. Literatuur onderscheidt zich van lectuur door een zekere intertekstualiteit. Je ent je op wat er is en gaat voort in dezelfde traditie. Daar hecht ik belang aan en daarom pas het toe in mijn misdaadromans.

Dan kom je bij je tweede uitgever terecht na discussie met je eerste over een herdruk. Die deelde met jou de belangstelling voor christelijk immaterieel erfgoed. Een reeks werken over mythologie, hagiografie en iconografie volgden. Over heiligen en hun voorstelling in de kunst. Zo ben je een achttal jaar niet bezig geweest met romans.

Waarom veel tijd in een roman steken als slechts een bepaald aantal mensen het leest? Dat werkte demotiverend. Ik had het een beetje gehad met literatuur. Ik besloot een pauze in te lassen, we zien wel wat er komt. Dan kreeg ik een contract aangeboden voor een non-fictie werk. Van één boek kwam een tweede,…zo ben ik meerdere jaren daarmee bezig geweest. Maar eens fictieschrijver, altijd fictieschrijver. Het begon te wringen. En ja, dan is er een weddenschap met mijn dochters geweest in Turkije om een misdaadroman te schrijven, iets wat ik nog nooit had gedaan.

Daar wil ik nog toe komen. In die periode heb je de kans gehad samen te werken met mensen dicht bij jou zoals onder andere Alfons Claes, jouw oom. Hadden jullie dezelfde interesse?

Mijn oom heeft mij in die materie grootgebracht, was mijn mentor hierin. Ik ging als jongetje met hem mee naar antiekmarkten. Hij verzamelde heiligen in biscuit of porselein. Die heiligenlevens zijn een ongelooflijke schat aan verhalen die de meeste mensen vergeten zijn. Eén van de redenen waarom ik deze non-fictie boeken geschreven heb. Zo ben ik in die materie getuind, ik val altijd door toeval van het een in het ander.

In deze reeks komt er in september 2020 nog een boek uit: ‘Dubbelgangers en tegenhangers’.

Het gaat over de overeenkomsten die je hebt tussen de Grieks-Romeinse mythologie enerzijds en de Bijbel anderzijds. Driekwart van ons kunstpatrimonium is gebouwd op deze tradities. Als de mensen de verhalen niet meer kennen dan weten ze niet wat ze zien.

Dit brengt ons naar 2007, de volgende wending in je carrière. Je werd uitgedaagd door je dochters tijdens die vakantie. Vertel even kort dit verhaal voor de lezers.

Kort samengevat: de weddenschap was dat ik een misdaadroman zou schrijven, binnen het jaar, die zich in Leuven zou afspelen en zo geschreven zou zijn dat er een vervolg kon komen. We hebben voor een fles Veuve Clicquot gewed, niet toevallig Thomas-Bergs lievelingschampagne. Het boek had onmiddellijk succes. Tot mijn eigen verrassing schreef ik dat graag omdat het opnieuw fictie was en omdat het bedenken van een plot een interessant gegeven is. Er kwam een vervolg en het is uitgegroeid tot een reeks. Maar het is iets waar ik ben ingetuind, het was niet gepland.

Elk jaar komt er zo een Thomas Berg uit.

Mijn lezers zouden zeer ontgoocheld zijn als er niet elk jaar een boek uitkwam. Meer zelfs, ze zouden liever hebben dat ik er twee schreef. Wel dat wil ik met opzet niet. Ik steek te veel tijd in een roman om er twee te kunnen schrijven op een jaar. Zou ik het toch proberen dan wordt het, vrees ik, bandwerk en lijdt de kwaliteit eronder. Dus hou ik het op één Thomas Berg per jaar.

Ondertussen heeft onze Leuvense inspecteur zijn plaats verworven, behoor je tot de top 3 in Vlaanderen qua verkochte boeken en hebt een vaste schare van fans. Dit succes moet deugd doen?

Ja en mijn lezers groeien nog altijd. Dat doet me ongelooflijk veel plezier en is een motivatie om verder te gaan. Ik heb het altijd gezegd dat er twee redenen zijn om met de reeks te stoppen. Ofwel omdat mijn lezers afhaken, ofwel omdat Thomas Berg mij begint te vervelen, want dan verveel ik hen.

Ondertussen is Thomas Berg als figuur geëvolueerd. Had je bij de start een beeld van wie hij was?

Ik heb daar lang over nagedacht. Het mocht absoluut geen doorsnee figuur zijn, maar eerder iemand van uitersten. Enkele voorbeelden: hij heeft absoluut geen geduld maar tegelijkertijd kan hij zich wekenlang vastbijten in een zaak. Hij is tamelijk bazig naar zijn team toe maar als ze hem nodig hebben dan staat hij daar. Hij is ongelooflijk geïnteresseerd in vrouwen maar heeft er voortdurend problemen mee. Hij heeft aparte hobby’s: hij verzamelt antiek klein zilver, hij kweekt orchideeën, hij is een connaisseur van Franse en Italiaanse wijnen, hij is een goede kok (wat hij trouwens geregeld gebruikt om vrouwen te imponeren) en hij weigert om achter het stuur van een auto te kruipen, onpraktisch in zijn beroep (het verhaal hierachter lees je in boek 12) en hij weigert de krant te lezen. Dus ja, ik heb goed nagedacht over met welk type man ik in zee wilde gaan. In het begin was dat voor mij ook nog een nobele onbekende maar gaandeweg, in maart 2021 komt boek 15 uit, ken ik hem door en door.

Is zijn karakter mee geëvolueerd of misschien meer uitgediept?

Je moet oppassen met te denken dat het karakter meer uitgediept is. Vergeet niet, het is de lezer die zich een beeld vormt, boek na boek, op lichte aanwijzing van de schrijver, kleine gebeurtenissen, kleine details in het verhaal. Op het einde van een lezing vraag ik dikwijls:” Hoe ziet Berg er nu eigenlijk uit?” Dan krijg je de meest uiteenlopende antwoorden terwijl dit nergens beschreven staat, met opzet. Ik wil dat iedereen hem ziet zoals hij of zij hem ziet.

Misdaadverhalen hebben een lange traditie en volgen een aantal afspraken en regels eigen aan het misdaadgenre.

Wel, ik ben de eerste om daar mijn voeten aan te vegen. Lees er de eerste werken op na. Je bent al zo’n 100 bladzijden ver voor er een moord is gebeurd. Dat is absoluut ‘not done’.

Je volgt bewust niet de regels van een klassiek detectiveverhaal (stap één de kennismaking met de detective, stap twee de moord , stap 3 het onderzoek, enz.…) maar je legt jezelf wel een bepaalde werkvorm op: Berg voert het moordonderzoek uit, je krijgt bepaalde elementen mee, de lezer gaat samen met inspecteur Berg op zoek naar de dader,...

Oh, ik heb al boeken geschreven waarbij de lezer lang vooraf wist wie de dader was. Dit is een element, een variabele, waarmee ik werk. Ik wil absoluut geen vast stramien.
Kijk, het boek dat in maart 2022 uitkomt, is weer anders. Het gaat eigenlijk over een film. Ik gebruik wel vaker een artistieke discipline op de achtergrond zoals met het boek dat zich afspeelt binnen de beeldhouwkunst of beter gezegd de restauratie ervan.

Je kiest een setting en die mag variëren doorheen de reeks

Liefst wel, of beter juist wel. Ik ben al gebonden aan Leuven. Af en toe springen we uit die kleine omgeving naar bv., Amsterdam doordat Thomas daar iets moet opzoeken. Het laatste boek begint in Verona en Padua maar komt dan naar Leuven afgezakt want dat is de jurisdictie van Thomas Berg.

Binnen die variaties en restricties is het niet altijd makkelijk om je verhaal te concipiëren?

De plot, dat is het moeilijkste deel, daar staat of valt het geheel mee. Verder moet het spannend zijn, meeslepend en blijven boeien. De plot bedenken vind ik het moeilijkste, niet het schrijven op zich. Dat zit in je vingers, dat ken je.

Je werken zijn geen thrillers maar een eigen genre, de misdaadroman. Waarmee onderscheidt de misdaadroman of jouw werk zich?

In de wereldliteratuur zijn er niet veel werken die die naam ‘literaire thriller’ waard zijn, maar denk aan ‘De naam van de Roos’ van Umberto Eco of ‘Het parfum’ van Patrick Süskind. De term ‘literaire thriller’ is bedacht door uitgevers want dat verkoopt, het is spannend, gebaseerd op vaart, op sensatie, op bloederige toestanden, … . Er is veel minder interesse voor de psychologische achtergrond, laat staan voor filosofisch onderwerpen of voor intertekstualiteit. En dat is eigen aan de literatuur, aan de roman. Ik ben germanist van opleiding, geboeid door literatuur. Ik schrijf een roman volgens de regels van de kunst maar waar een moord in gebeurt.

... en in je eigen stijl.

Stijl is voor mij belangrijk en dat is ook een onderscheid met de meeste thrillers waar het stilistisch aspect niet zo belangrijk is. Er wordt nog steeds onnodig een onderscheid gemaakt tussen literatuur en spannende boeken. Je vindt misdaadromans of thrillers in een bibliotheek of boekhandel niet bij de Nederlandse literatuur maar in een apart rek onder de noemer ‘spannende boeken’. Je kunt spannende boeken op een literair verantwoorde manier schrijven. Dat probeer ik tenminste...

Je hebt je hoofdfiguur Thomas Berg en daarnaast de nevenfiguren met soms hun eigen verhaal.

De nevenpersonages, zoals zijn team, hebben een ondersteunende rol en zijn onmisbaar in het verhaal. Soms wordt een deel van het verhaal vanuit één van hen verteld. Zo is er ‘Tot de dood ons scheidt’ dat voor een stuk vanuit Coens’ standpunt wordt verteld of ‘Het gewicht van de haat’ vanuit dat van Wenderickx. Bij het boek dat volgend jaar verschijnt, wordt een heel deel vanuit Lous standpunt geschreven. Ik laat hen wel geregeld aan bod komen, dit geeft me de gelegenheid om iets over hun achtergrond, psychologie en dagelijkse problemen te zeggen.

Dat je boeken goed onthaald werden, lezen we in de recensies, hierbij enkele quotes:

- ‘Een stilistisch sterke politieroman, die een gedegen kennis van en liefde voor de stad Leuven verraadt.' Gazet Van Antwerpen over Dood in December.
- ‘Een reeks misdaadromans die met elk deel dat verschijnt boeiender wordt.’ John Vervoort op Cobra.be
- ‘Rustige vastheid en een beheerst ritme: met die kwaliteiten leerde Claes zijn volk nadrukkelijk lezen.’ Lukas De Vos, Knack Focus

Ja, dat ik ook heb gelezen, met dank aan Lukas. Dat laatste is een voorbeeld van intertekstualiteit, met een knipoogje naar Conscience.

Bij de zevende Thomas Berg, ‘De mythe van Methusalem’, val je in de prijzen.

Ik was in 2013 genomineerd voor de Gouden strop en de Diamanten Kogel voor ‘Getekend vonnis’. Met boek zeven in 2014 was ik genomineerd voor de Hercule Poirotprijs en opnieuw voor de Gouden Strop die ik dan won. En in 2017 met ‘Het gewicht van de haat’ nogmaals de Hercule Poirotpublieksprijs .

Voor dit laatste, maar ook in andere werken, is er heel wat research aan voorafgaan.

Ik heb nooit meer research gedaan dan voor de ‘Mythe van Methusalem. Ik dacht met Leuven als universiteitsstad dat het tijd werd om eens een wetenschappelijke achtergrond te nemen voor deze roman. Dat heb ik mij beklaagd. Te meer omdat ik nog stamcelonderzoek heb gekozen, iets waar ik niks vanaf weet en wat nog in de kinderschoenen staat. Er mag geen steekje los zitten, het moet perfect kloppen, zeker als het over wetenschap gaat. Dit resulteerde in enorm veel research en een andere werkwijze voor dit boek alleen. Als ik een paar hoofdstukken klaar had, heb ik die laten lezen door een vriend en een wetenschapper. Dat boek heeft mij een volledig jaar gekost om het te schrijven, met de research erbij en het bedenken van de plot. Maar goed, dan komt de beloning met die prachtige prijzen.

Is Leuven de achtergrond, het canvas waarop het verhaal zich aftekent?

Door die weddenschap moest het verhaal zich in Leuven situeren. Niet als decor, als achtergrond. Neen, ik wilde dat Leuven een nevenpersonage is dat ertoe doet. Dat is de reden ook waarom ik een beeld op de cover zet, niet enkel om een link te leggen met de stad maar omdat het ook van belang is voor het verhaal.

Dus de stad is een reëel gegeven in je roman dat je natuurgetrouw gaat beschrijven.

Ja, absoluut, tot in de puntjes beschreven.

Leuven, de stad waar je in 1973 aanbelandt om te studeren, de stad waarin je leeft en werkt tot en met vandaag. Wat heeft je zo aangetrokken in deze stad?

Het is heel gek. Ik kwam hier toe op mijn 18de op mijn brommer. Ik weet nog dat ik stopte aan de toenmalige rode lichten van de Brusselsestraat naar de Grote Markt. Ik keek om me heen en had het gevoel van liefde op het eerste gezicht, alsof ik hier geboren en groot geworden ben en dat is nooit overgegaan. Ik voel mij hier thuis, zoals ik me nergens, niet in Hasselt waar ik schoolliep of in mijn geboortedorp, thuis voel. Zelfs al was het een element van die weddenschap, ik had sowieso Leuven genomen omdat ik de stad door en door ken en van er met kennis van zaken over kan spreken.

Thomas Berg noemt het in het begin een ‘provinciegat’.

In het eerste boek zegt ie dat omdat hij gedwongen is van Brussel naar Leuven, in vergelijking een zakdoek groot, te muteren. Hij was vervreemd van de stad. Iemand die hier na 20 jaar terugkomt, herkent de stad niet meer. Voor Thomas is het niet zozeer een mutatie, eerder een degradatie. Hij heeft niet al te beste herinneringen aan Leuven, zie boek 12. Deze gedwongen terugkomst ontlokt bij hem dan die uitspraak, eigenlijk meer uit ressentiment. Maar al snel wordt hij er opnieuw verliefd op.

En wandelt rond in zijn stad en tussendoor hoor je kritiek.

Wel, hij foetert geregeld op het monumentenbeleid in de stad uit ontgoocheling. Ik heb hem ergens laten zeggen: “Hoe is het mogelijk dat een stad die al zoveel heeft verloren door twee wereldoorlogen op een dergelijke slordige manier kan omgaan met zijn historisch erfgoed?” Of dat nu gaat over de ringmuur aan de achterkant van zijn tuin, het Handbooghof of over het kerkhof waar met bulldozers ons funerair erfgoed wordt weggeveegd, Het bewijst net dat hij echt met die stad inzit. Anders maakt hij zich daar niet druk over.

Thomas Berg geniet regelmatig van een goed glas wijn of een goeie maaltijd, dewelke hij zelf bereidt. Kookt Jo Claes?

Ja ik kook, anders zou ik het niet kunnen beschrijven. Wat hij gemaakt heeft, heb ik ook ooit gemaakt. Ik heb trouwens gehoord dat er lezers zijn die het allemaal nakoken.

Fans vragen zich af wat de gelijkenissen of verschillen zijn tussen Jo Claes en Thomas Berg.

Dat is inderdaad zo. Maar je mag nooit een schrijver verwarren met zijn personage. Met 15 romans is het onmogelijk dat er niks van jezelf in kruipt. Je gebruikt herinneringen, fait-divers, anekdotes, dingen die er in je vriendenkring zijn gebeurd of in je eigen leven.

Recent ook heb je ‘het Kaïnsteken’, verschenen in 1994 herwerkt en uitgebracht. Wil je aanknopen bij het verleden, met de roman zelf?

Toen het uitkwam en al snel was uitverkocht, heeft mijn vorige uitgever geweigerd het te herdrukken. Het beste werk wat ik ooit heb geschreven en het heeft nooit de kans gekregen die het verdiende. Daarom wou ik het heruitbrengen. Maar toen ik het teruglas dacht ik, ik kan dat nu beter. Niet verwonderlijk, in 26 jaar tijd heb je als schrijver veel geleerd. Ik heb het dan herwerkt en opnieuw uitgegeven.

Daarna heb je nog een andere roman uitgebracht namelijk ‘Spiegelgevechten’.

Ik ben er als de dood voor dat het schrijven van ‘Thomas Berg’ boeken routine wordt. Ik heb me voorgenomen om af en toe nog eens een gewone roman te schrijven, net om routine te vermijden. Daarom ben ook begonnen met die jeugdromans. Anderzijds, ik kan niet een Thomas Berg schrijven en de week daarna de volgende beginnen. Ik moet afkicken, uit de plot weg raken om een ander te kunnen bedenken. Het beste is een tijdje met iets anders bezig zijn.

En in die reeks van jeugdromans komt in september nummer vier uit.

Het verhaal hierachter start bij mijn goede vriend, Lucas Vander Velpen van de bekende Leuvense boekhandel ‘de Kleine Johannes’. Die zeurde al een jaar van “Schrijf toch eens een jeugdroman”. Ik had daar nog nooit aan gedacht en wist niet of ik dat kon. Het is een heel ander genre, het is schrijven op een ander niveau. Maar dan was ik klaar met een Thomas Berg, had tijd, dus ik dacht waarom het niet proberen, we zien wel.

Inspiratie genoeg vanuit je eigen loopbaan als leerkracht.

Hier moet ik geen research voor doen. Ik kan putten uit ervaringen, herinneringen en gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tijdens mijn onderwijscarrière.

Hoe ziet Jo Claes zijn toekomst? Al schrijvend, al genietend?

Het ene staat het andere niet in de weg. Ik zou niet van het leven genieten als ik niet meer kan schrijven. Ik ben een ochtend-schrijver. Het eerste wat ik 's morgens doe als ik uit de badkamer kom en koffie hebt gezet, is achter mijn tekstverwerker kruipen. Hoe ziet de toekomst eruit? Met drie woorden: nog van dat.
Nu, eens komt er een eind aan. Niemand schrijft tot aan zijn dood. Ik weet het niet, we zullen wel zien. Als je misdaadromans schrijft, dan is dat een ongelooflijk puzzel. Kan je dat nog op je 75? Ik hoop het. Kan je dat nog op 85? Ik betwijfel het.

Tussendoor herwerk je dan nog vroegere werken over Griekse sagen of Romeinse legende?

Ja dat is dan een samenvatting of herwerking van eerdere werken die uitverkocht zijn omdat er bij het publiek vraag naar is of de uitgeverij het op deze manier opnieuw wilt uitbrengen. Daar kruipt ook tijd in.

Zijn alle dagen schrijfdagen?

Als ik met research bezig ben niet, als ik een plot in elkaar steek ook niet, maar dan ben je ook met het boek bezig. Ik ben 350 op 365 dagen aan het schrijven, elke ochtend en heb 2 weken vakantie. In de namiddag of 's avonds doe ik vaak nog dingen die daarmee te maken hebben: een interview, een signeersessie, een lezing, drukproeven nakijken,… Dit is een fulltime job geworden, zeker als je twee lopende reeksen hebt en af en toe een non-fictie boek of een gewone roman.

Je bent onlangs verjaart en bij een verjaardag horen bubbels. Mag ik je deze fles cava overhandigen.

Dank je wel

Trouwens, krijg je bij elke Berg die verschijnt nog steeds een fles champagne?

Van mijn dochters krijg ik nog altijd een fles Veuve Clicquot. Het is een traditie geworden.

Jo, bedankt voor dit interview.

Interview afgenomen in juli 2020 door Pieter SERMEUS, stadsgids bij Leuven Plus, de rondleidingen zijn te reserveren via Leuven-Plus,
e-mail: leuvenplus@gmail.com of telefonisch: 0460 97 85 66.